Omkadering middelbaar onderwijs zweeft
 

Omkadering middelbaar onderwijs zweeft


BRUSSEL - Uit de praktijk van de scholen is niet op te maken dat de omkaderingsverschillen die de overheid maakt in het middelbaar onderwijs, verantwoord zijn. Dat blijkt uit een Rekenhofrapport.


In het middelbaar onderwijs krijgen de verschillende richtingen niet allemaal dezelfde personeelsomkadering van de overheid. Er zijn er die aanzienlijk meer krijgen en er zijn er die minder krijgen.

Dat is best verdedigbaar. Een koksopleiding vergt misschien meer leraars dan een richting Latijn-Grieks. Maar een overheid moet kunnen verantwoorden waarom de ene richting ‘x' aantal leraarsuren krijgt per leerling en een andere slechts ‘y'. Dat is ‘behoorlijk bestuur', redeneert het Rekenhof.

Die verantwoording is er nu niet. En dat mag toch wel, want het aantal leraars is de belangrijkste kostenfactor in het onderwijs.

Het Rekenhof onderzocht ook de praktijk. De scholen hebben autonomie gekregen en mogen de leraarsuren die ze krijgen, min of meer vrij verschuiven. Uit de keuzes die zij maken, kan het hof niet afleiden of de keuzes die de overheid maakte, terecht zijn of niet. Bovendien ook niet of de scholen terechte keuzes maken.

Scholen verschuiven een aanzienlijk deel van de uren die ze krijgen. Met die uren wordt werkelijk alles aangevangen. De gemiddelde trend is dat de tweede en derde graad van het algemeen onderwijs (ASO) en de derde graad van het technisch onderwijs ‘ontvangen' en dat het beroepsonderwijs ‘afstaat'.

Zelfs met de minimumpakketten wordt geschoven: dat zijn leraarsuren die kleine schooltjes extra krijgen omdat ze anders bepaalde richtingen niet in stand kunnen houden.

Het Rekenhof raadt Onderwijs aan te bekijken of het niet op een wetenschappelijke manier kan vastleggen hoeveel omkadering nodig is om kwaliteitsvol onderwijs te bieden.

Het merkt ook op dat de omkadering degressief is: hoe meer leerlingen, hoe minder uren per leerling. Dat bevordert de instandhouding van kleine richtingen. En er zijn nog erg veel mager bezette richtingen. Eén op de zeven richtingen telt vier leerlingen of minder, berekende het Rekenhof.

Minister van Onderwijs, Pascal Smet (SP.A), laat verstaan dat hij wil pogen dat in te bouwen in de nieuwe regelgeving die ‘in de maak is'.

www.rekenhof.be


DS, 16-02-2010 (Guy Tegenbos)