Enkele post bekijken
  #3  
Oud 8th December 2010, 09:47
Laetitia.De.Schepper Laetitia.De.Schepper is offline
Registered User
 
Geregistreerd op: Sep 2009
Locatie: Schilde
Posts: 92
De oorzaken van crimineel gedrag

De oorzaken van crimineel gedrag
HET ANTWOORD VAN MARION VAN SAN

MARION VAN SAN vindt dat het onderzoek van Marc Hooghe over misdaad en etniciteit hoegenaamd geen ‘antwoord' biedt op haar onderzoek van destijds. Je kan dat namelijk niet zo omschrijven, als je appels met citroenen vergelijkt.

De studie van Marc Hooghe en zijn collegae heeft de laatste dagen behoorlijk wat aandacht gekregen in de Belgische media (DS 6 en 7 december). Met deze studie Unemployment, Inequality, Poverty and Crime pretendeert de onderzoeker een ‘antwoord' te bieden op het onderzoek Criminaliteit en Criminalisering. Allochtone jongeren in België, dat ik samen met Arjen Leerkes heb gedaan. Merkwaardige opmerking omdat de studie van Hooghe nauwelijks ingaat op de betrokkenheid van allochtonen bij de criminaliteit, zoals de titel al laat vermoeden.

Merkwaardige conclusies


Het probleem is dat België weinig bruikbare gegevens heeft om goed onderzoek te doen naar criminaliteit van allochtonen. Zo zijn er nog steeds alleen maar gegevens beschikbaar over de nationaliteit van verschillende groepen. In Nederland daarentegen, waar ik al meer dan vijftien jaar onderzoek doe, hebben wij goed zicht op de betrokkenheid van verschillende etnische groepen bij de criminaliteit en kunnen wij zelfs een onderscheid maken tussen eerste- en tweede-generatiemigranten, wat bij bepaalde groepen van groot belang is. Zo weten we bijvoorbeeld dat criminaliteit onder de Marokkaanse groep vooral een probleem is van de tweede generatie en dat het vooral gaat om jongens in de leeftijdscategorie van pakweg 15 tot 23 jaar. Na de leeftijd van 23 jaar neemt de criminaliteit in die groep spectaculair af, wat onder meer te maken heeft met de gezinsvorming op dat moment.

Een ander probleem met de analyses van Hooghe is dat zij uitsluitend gebaseerd zijn op geaggregeerde gemeentelijke gegevens, en niet op gegevens op individueel niveau, zoals die door Nederlandse onderzoekers wel worden verzameld. Simpel gesteld, weten wij op basis van onze analyses wie in stad A als verdachte staat geregistreerd, Hooghe en zijn collegae weten enkel dat er in stad A. een x aantal delicten is gepleegd, maar wie daarvoor verantwoordelijk zijn daar kunnen ze alleen maar naar gissen. De auteurs geven in hun onderzoek zelf aan dat de door hen gehanteerde methodiek niet geschikt is om uitspraken te doen op individueel niveau. Vervolgens, en dat is merkwaardig, doen zij dat wel degelijk: een werkloze is vaker crimineel dan een niet-werkloze. En criminaliteit heeft volgens Hooghe niet zozeer te maken met allochtoon-zijn, maar met werkloos-zijn.

In hun analyse lijkt het aandeel jongeren in de verschillende gemeenten waar zij onderzoek hebben gedaan geen invloed te hebben op de criminaliteit. Hun redenering volgend zou dat betekenen dat leeftijd er niet toe doet bij het verklaren van criminaliteit. Maar is dat zo? Natuurlijk niet. Sinds jaar en dag is bekend en onomstreden dat leeftijd een belangrijke criminogene factor is.

In dezelfde tabel staat dat het aandeel niet-Belgen slechts een zeer beperkt effect heeft op de criminaliteit binnen de onderzochte gemeenten. Maar is daarmee gezegd dat nationaliteit er niet toe doet bij het verklaren van criminaliteit? Wederom is dit niet het geval.

Om uitspraken te doen zoals Hooghe en zijn collegae dat doen, zijn gegevens op individueel niveau absoluut noodzakelijk. Daar beschikken de auteurs niet over, dus is het niet overdreven te beweren dat hun conclusies uiterst discutabel zijn.

Meer gegevens


In Nederland kwamen we in het verleden ook tot dergelijke conclusies omdat we toen ook alleen maar konden beschikken over geaggregeerde gegevens. Nu we over gegevens beschikken op individueel niveau weten we wel beter. Ondertussen zijn er boekenkasten vol geschreven waarin onderzoekers steeds weer tot dezelfde conclusie komen.

Zo weten we dat van verschillende allochtone herkomstgroepen, zowel de minderjarigen als de volwassenen, een grotere kans hebben om verdacht te worden van een misdrijf dan autochtonen. Als we daar een aantal sociaal-economische achtergrondkenmerken (zoals inkomen van de ouders, al dan niet werk hebben, schoolprestaties) aan toevoegen, dan wordt de samenhang tussen etnische achtergrond en de kans op het verdacht zijn van een misdrijf kleiner. De kans om verdacht te worden is echter nog steeds aanzienlijk groter voor de vier grote ‘klassieke' niet-westerse allochtone herkomstgroepen (Antillianen, Surinamers, Marokkanen en Turken). Daarbij valt vooral de hoge criminaliteit op van de tweede generatie Marokkaanse jongens en de eerste generatie Antillianen (zie publicaties van het Sociaal Cultureel Planbureau, Jaarrapporten Integratie, 2007, 2008, 2009; de publicaties van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum). Ook wij komen al sinds jaar en dag in de verschillende onderzoeken die wij doen tot dezelfde conclusie.

De kip of het ei

Een ander aspect dat vragen oproept in de studie van Hooghe is de door hem veronderstelde verbanden die hij op basis van zijn studie niet kan bewijzen. Zo beweert hij met veel aplomb dat hoe meer werklozen er in een gemeente zijn hoe meer criminaliteit er in die gemeente is. Wat hier oorzaak en gevolg zijn, kan hij op basis van zijn analyse niet aangeven omdat ook hiervoor gegevens op individueel niveau noodzakelijk zijn. Om erachter te komen of werkloosheid criminaliteit veroorzaakt zou je een cohorte jongeren moeten kunnen volgen door de tijd om na te gaan of hun werkloosheid al dan niet tot crimineel gedrag heeft geleid. Zolang je dat niet gedaan hebt kan je hierover geen enkele uitspraak doen.

De relatie tussen werkloosheid en criminaliteit is inderdaad altijd problematisch geweest omdat lastig uit te zoeken valt wat precies wat heeft veroorzaakt. Divers onderzoek toont echter wel aan dat jongeren, voordat ze überhaupt aan een actieve loopbaan beginnen, in contact zijn gekomen met de politie (want de meesten beginnen op heel jonge leeftijd hun eerste passen op het criminele pad te zetten). En de vraag is of zij daarna nog gemakkelijk aan een baan kunnen komen. In die zin is het net zo goed denkbaar dat criminaliteit werkloosheid veroorzaakt en niet andersom of dat er een gemeenschappelijk kenmerk is dat van invloed is op beide.

Hooghe en zijn collegae komen op basis van een veel te grove analyse tot vérgaande uitspraken die, toeval of niet, hen blijkbaar welgevallig zijn. Dit versterkt het vermoeden dat hun conclusies, zoals zij die in de media hebben geventileerd, eerder ingegeven zijn door ideologische overwegingen dan door empirisch bewijs. Het blijft jammer dat tien jaar na het verschijnen van de studie van Arjen Leerkes en mij het debat in België, zelfs onder wetenschappers, nog steeds niet gevoerd wordt op basis van feiten maar op basis van ideologie. De opiniebijdrage van Jan Blommaert, gisteren in deze krant, is daar weer een mooi voorbeeld van. In het bewuste artikel wordt namelijk geen enkel empirisch feit aangedragen maar wordt alleen gescholden op onderzoekers die resultaten presenteren die wereldverbeteraars zoals Jan Blommaert onwelgevallig zijn. En daarmee is het failliet van het debat in België nog maar eens onderstreept.

MARION VAN SAN
Wie? Hoogleraar jeugd en educatie aan de Universiteit Utrecht en hoofdonderzoeker aan het RISBO (Erasmus Universiteit Rotterdam).
Wat? De conclusies van Hooghe & co zijn eerder ingegeven door ideologische overwegingen dan door empirisch bewijs.
Waarom? Op basis van het materiaal waarover zij beschikken, kunnen ze zulke vérgaande uitspraken niet hard maken.

Bron : De Standaard - 8/12/2010
Met citaat antwoorden