Dinsdag 25 augustus 1914: Paniek in de forten van Namen
‘Commandant, uw hele garnizoen is verdwenen’
In vijf dagen vegen de dikke Bertha’s de vesting Namen van de kaart. Honderden soldaten deserteren. Een fort geeft zich zelfs zonder slag of stoot over aan een groepje Duitse verkenners.
Zoals de Duitse propaganda ermee uitpakt, lijkt het een uit de kluiten gewassen Belgenmop: op 24 augustus geeft het fort Malonne zich zonder één schot over aan een patrouille van vijf pinhelmen, aangevoerd door een piepjong luitenantje. Otto von der Linde van het 5de Garderegiment te Voet, telg van een roemrucht Pruisisch geslacht, promoveert prompt tot oorlogsheld. Op aandringen van keizer Wilhelm II krijgt hij als jongste ooit de orde van Pour le Mérite, de hoogste Duitse militaire onderscheiding. En nog een primeur: voor deze decoratie is geen druppel bloed gevloeid.
‘Denk aan Luik’
De vesting Namen staat op vallen. Drie van de negen forten zijn al door het geweld van de beruchte dikke Bertha’sstukgeschoten. En wat doet die arrogante blaag Otto von der Linde? Begeleid door vier vrijwilligers loopt hij naar de achterdeur van fort Malonne, dat op dat ogenblik nog geen seconde onder vuur gelegen heeft, en vraagt doodleuk de commandant te spreken.
‘Over een uur begint de beschieting’, waarschuwt hij. ‘Denk aan wat er gebeurd is in Luik: jullie worden onder de grond gebombardeerd. Dus geef je over of jullie gaan er allemaal aan.’
Kapitein-commandant Damseaux heeft weinig in te brengen tegen zoveel Pruisische superioriteit en geeft zich na een korte discussie over. Met een zwarte broek, een hemd en een rode sjerp wordt inderhaast een zwart-wit-rode vlag ineengeknutseld: het bewijs dat fort Malonne in Duitse handen is. Luitenant Von der Linde maakt een half dozijn zware vestingkanonnen, duizend granaten en een honderdtal geweren buit.
Maar het verhaal van de Duitse propaganda blaast de heldendaad mateloos op. Als de Duitse patrouille zich meldt, is fort Malonne al nagenoeg verlaten. Naast commandant Damseaux blijven er alleen vier officieren en negen piotten achter. De rest van het garnizoen – driehonderd soldaten – is er in de loop van de nacht zonder veel drukte vandoor gegaan.
Geruchten reizen snel
In augustus 1914 zijn er nog nauwelijks massamedia, maar ook geruchten reizen snel. De rampberichten over de allesvernietigende Duitse fortenkrakers zaaien paniek in Namen. Al na een halve dag beschieting door 420mm-houwitsers gaat het garnizoen in fort Marchovelette aan het muiten. Ruim tweehonderd mannen deserteren. Vestingsoldaten zijn doorgaans oudere militairen, familievaders met weinig zin in heldendom. Ze verstoppen zich in doodsangst in trappen en gangen. Eén geschutskoepel hangt zelfs een witte vlag uit.
Uiteindelijk kan het fort alleen doorvechten omdat het hoofdkwartier een groep interim-artilleristen ter versterking stuurt. Maar op 22 augustus ontploft een obus in de centrale galerij, ‘die driekwart van het garnizoen doodt of verwondt’, zegt de dagorde van het leger. In feite vallen er dertig doden en de commandant raakt zo zwaar gewond, dat hij zich dan toch overgeeft.
Ook in fort Andoy breekt na drie dagen zware beschietingen paniek uit. Het moreel van het garnizoen is gekraakt door wat later bekend zal worden als shellshock (een zenuwaandoening door blootstelling aan granaatvuur). Ruim tweehonderd soldaten proberen uit te breken: liever sneuvelen ze al vechtend in open veld dan op hun dood te wachten onder gewelven die op instorten staan. Alleen een krachtige tussenkomst van kapitein-commandant Nollet stopt de uitbraak, maar drie uur later hijst het fort, gesloopt door 3.500 granaten, dan toch de witte vlag.
Alles bij elkaar houden de Naamse forten het nog geen vijf dagen uit onder het Duitse vuur – de vesting Luik bood dubbel zo lang weerstand. Na de oorlog zullen de commandanten van zes Naamse forten zich voor de krijgsraad moeten verantwoorden. Ze hadden zich ‘overgegeven zonder al hun verdedigingsmiddel te hebben uitgeput’, zo luidt de beschuldiging.
De meesten komen er vanaf met een blaam of een gefnuikte carrière. Ook het Belgisch leger wilde blijkbaar de oorlogsellende zo snel mogelijk vergeten. De enige die zwaar gestraft wordt, is commandant Damseaux van fort Malonne. Hij wordt gedegradeerd en krijgt vier jaar gevangenisstraf wegens ‘lafheid in het gezicht van de vijand’. Hem wordt vooral verweten dat hij zijn kanonnen niet heeft opgeblazen voor de overgave van zijn fort.
Schaamte
De forten van Namen hebben een slechte roep. Anders dan in het ‘heroïsche Luik’ staat er geen enkele open voor bezoekers in dit herdenkingsjaar. Is er reden voor schaamte? Nee. Namen lag van bij de aanvang onder het vuur van de Duitse zware artillerie, Luik maakte er pas op het einde kennis mee. Naast twee Dikke Bertha’s schoten rond Namen acht houwitsers van 305 mm en nog eens veertig van 210mm in het rond. Een volstrekt hopeloze strijd.
DS, 25-08-2014 (Gilbert Roox)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
|