Onderwerp: Wereldoorlog I
Enkele post bekijken
  #24  
Oud 26th August 2014, 15:44
Barst's Avatar
Barst Barst is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Jun 2004
Locatie: L'burg
Posts: 16,562
Post 26 augustus 1914: de brand van de universiteitsbibliotheek van Leuven

‘De hallen staan in brand!’


Terwijl de vlammen uit de Leuvense universiteitsbibliotheek slaan, wordt eerste vicerector Edmond Coenraets door de Duitsers verplicht om op de hoek van elke straat om te roepen dat de Leuvenaars moeten stoppen met schieten. De man van 62 breekt. Rook en stof vullen zijn keel.



Op 25 augustus om acht uur ’s avonds stipt weerklinken in de straten van Leuven de eerste geweerschoten, gaan de Duitsers stelselmatig aan het plunderen en steken het centrum van Leuven, met de bibliotheek in de Laken- of Universiteitshal, in brand.

Op dat moment is rector Paulin Ladeuze in het bezette stadhuis. Hij wordt er al 24 uur gegijzeld, met andere notabelen van de stad. Eerder op de dag mocht hij het stadhuis eventjes verlaten om de mis op te dragen, maar alleen nadat hij een andere prof bereid had gevonden om zijn plaats als gijzelaar in te nemen.

Het gaat niet goed met Ladeuze. Hij zit met de andere notabelen in een aparte zaal opgesloten, moet met wat voedsel dat hij toebedeeld krijgt, zijn eigen potje koken en wordt op elk moment van de dag lastiggevallen door Duitse officieren die de gegijzelden eten en geld proberen af te troggelen.

Eerste vicerector Edmond Coenraets is er ook. Hem vergaat het nog slechter dan Ladeuze.

Wanneer de chaos die avond op straat uitbreekt, wordt hij eerst met vijf andere slachtoffers verplicht om voor een van de vensters van de raadzaal te gaan staan, met zijn rug naar de straatkant gericht, als levend schild tegen kogelinslagen.

Het zijn niet de Leuvenaars die schieten, maar de Duitsers zelf. Toch wordt Coenraets daarna samen met pater Hyacinth Parijs, prior van de dominicanen, verplicht om op elke hoek van de straat te gaan omroepen dat Leuven van de bodem zal worden gevaagd en dat alle gijzelaars zullen worden opgehangen als de inwoners niet stoppen met schieten.

Het is al na 2 uur ’s nachts wanneer de gijzelaars terug naar het stadhuis worden geleid. De bibliotheek in de Universiteitshal staat dan al in lichterlaaie.


Duizenden vonken

De Duitsers steken de bibliotheek rond elf uur ’s avonds in brand. Het vuur laaft zich zodanig snel aan de boeken dat er maar weinig tegen opgewassen is. Op dat uur lopen nog weinig Leuvenaars op straat. De conciërge van de Universiteitshal, de enige die nog op post is, probeert nog snel enkele kostbaarheden in veiligheid te brengen, maar wanneer hij door de rook bevangen raakt, moet hij vluchten. Een pater jozefiet vraagt een Duitse officier of hij beseft dat het de bibliotheek is die in brand staat. Die antwoordt: ‘Es ist Befehl.’ Een andere pater zegt de officier nog om een brandblusser te gebruiken, maar krijgt hetzelfde antwoord.

Vanuit de ‘Sint-Thomasambulance’, een noodhospitaal dat in het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte was opgericht, is de brand van de bibliotheek goed te zien. In de geïmproviseerde ziekenzalen worden op dat moment honderden gewonden verzorgd. Het instituut is ook een vluchthuis voor gezinnen die door de plunderende Duitsers uit hun huizen zijn gejaagd. Professor Simon Deploige, president van het instituut, doet zijn ronde wanneer hij om een uur na middernacht tegen Hervé de Gruben, student en verpleger, zegt: ‘De hallen staan in brand!’ Ze spoeden zich naar de zolder en kijken door het venster. De Gruben beschrijft het spektakel in zijn dagboek achteraf als volgt: ‘Duizenden vonken spatten uit een onnoemelijk grooten vuurpoel op en vlogen in een wervelwind heen en weer, naar alle windstreken de asch van boeken, kostbare stukken uit den eersten tijd der boekdrukkunst, zeldzame manuscripten van de Universiteitsbibliotheek, verspreidend.’

De Nederlandse professor Adriaan Noyons is diezelfde avond ook in het instituut. Nadat hij een dienstbode met drie schoten in de zij verzorgd heeft, loopt hij snel naar zijn huis om te zien of het nog intact is. Op de deur staat geschreven: ‘Professor Noyons, Holländischer Arzt, zu schönen.’ Toch blijken de Duitsers zijn huis te zijn binnengedrongen en alles te hebben beschadigd.


Spaar de mooie gebouwen

Wanneer Noyons hoort dat de Duitsers ook andere historische gebouwen niet sparen, loopt hij in zijn doktersjas ‘door den kogelregen’ naar de Duitse commandant in het stadhuis en verzoekt hem om alle historische gebouwen, kerken, kloosters en in het bijzonder het stadhuis te sparen. De Nederlandse oorlogscorrespondent Lambertus Mokveld beschreef achteraf hoe het aan Noyons te danken was ‘dat nog niet veel meer verwoest werd in Leuven’. Maar om de bibliotheek te redden, is het dan al te laat.

De volgende dag wordt de aandacht van professor Simon Deploige getrokken door rumoer aan de poort van het instituut. Vicerector Coenraets en pater Parijs moeten er, zoals de vorige nacht, omringd door een twintigtal Duitse soldaten, de dreigementen nog steeds omroepen. Coenraets, een man van 62, breekt. Rook en stof vullen zijn keel. Hij heeft geen stem meer. Hij vraagt een glas water, maar dat wordt hem geweigerd. Twee officieren houden hun revolver op zijn borst gericht.

Wanneer zijn opdracht er na uren op zit, wordt hij met Parijs in een beestenwagon opgesloten. Plots worden ze uit de wagon gehaald. Er weerklinken schoten. De andere gegijzelden krijgen te horen dat Coenraets is geëxecuteerd. In werkelijkheid gaat het om een schijnexecutie. In de stad heerst nog steeds chaos. Overal woedt er brand en wordt er geschoten. De bibliotheek smeult nog na.


DS, 26-08-2014 (Yves Delepeleire)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
Met citaat antwoorden