Het mag wat boeiender worden, zeker voor de oudste leerlingen


Zowat één kind op de drie gaat dagelijks tegen zijn zin naar school in de hoogste jaren van het middelbaar onderwijs. Maar, dat is ook waar, algemeen is de tevredenheid van de leerlingen over het onderwijs best bevredigend.


In de eerste jaren (1 ste graad a en b-stroom) van het middelbaar onderwijs blijven de cijfers goed, maar liggen ze al een pak lager. Daarna gaat het nog slechter met de tevredenheid. In de hoogste jaren van het aso, bso en tso vindt meer dan een derde het meestal niet meer interessant (het kunstonderwijs is een mooie uitzondering).


Ik kom graag naar school

De cijfers in onderstaande grafiek tonen nog meer hoe moeilijk de overgang van het basis- naar het secundair onderwijs is. In het lager onderwijs komt 80 procent en meer graag naar school. In het secundair onderwijs loopt dat terug om in de hogere jaren van het secundair te pieken (behalve in het kunstonderwijs).

In het beroeps secundair onderwijs zegt 38 procent van de leerlingen ‘meestal niet’ of ‘nooit’ graag naar school te gaan.

Verrassend is dat niet. Er zijn al meerdere studies naar de tevredenheid van leerlingen uitgevoerd en erg vaak blijkt dat de tevredenheid over de school afneemt in het secundair, vooral in het derde en vierde jaar (de tweede graad). Dat is het moment waarop het einde van de schoolloopbaan nog veraf is en een ‘kritische periode’ aanbreekt in de ontwikkeling van jongeren.

De reactie van de onderwijsinspectie, die dit onderzoek deed bij meer dan 150.000 leerlingen in bijna 900 scholen, is duidelijk: ‘Geef deze signalen (een eufemisme voor desinteresse) een plaats in het debat over de eindtermen en biedt lesinhouden aan die de leerlingen weten te boeien’.


Babbelen

Het onderzoek van de onderwijsinspectie vroeg de leerlingen ook of ze vaak babbelen in de les. 31 procent lapt het babbelverbod ‘vaak’ of ‘altijd’ aan zijn laars. 21 procent geeft toe ‘vaak’ of ‘heel vaak’ te zitten dromen.

Leerlingen in het gewoon basisonderwijs geven het vaakst aan dat ze opletten in de klas (92 procent) en weinig babbelen (79) of dromen (89). In de eerste graad secundair liggen deze percentages iets lager. Gemiddeld is 88 procent er aandachtig, 72 procent babbelt zelden en 84 procent droomt weinig. In de tweede en derde graad let 20 procent niet goed op, 40 procent droomt vaak en 30 procent babbelt dikwijls wanneer het niet mag. De grootste dromers zitten in het kunstsecundair (35).


Overgang van lager naar secundair

Zeggen leraren aan hun leerlingen dat ze ‘flink’ hun best doen? In het lager onderwijs gebeurt dat vaak. 88 procent van de leerlingen antwoordt op de vraag dat ze altijd of meestal complimentjes krijgt. In het eerste jaren van het secundair zegt 70 tot 78 procent van de leerlingen dat ook. Maar in de hogere jaren loopt dat snel terug. Complimentjes in het algemeen en technisch secundair onderwijs zijn plots schaars.

Bijgaande grafiek toont hoe tijdens de schoolloopbaan parameters als ‘betrokkenheid’, ‘tevredenheid’ en een goed pedagogisch klimaat snel teruglopen.

Het belang dat leerlingen hechten aan sociale relaties onderling, groeit dan weer naarmate ze ouder worden om dan, in het secundair onderwijs, zachtjes terug te lopen. Ook het ‘academisch zelfconcept’ (‘Heb je het gevoel dat je goed meekan?’) loopt terug in het hoger middelbaar onderwijs.


En wat zegt de minister?

Dat het een bemoedigende enquête is. ‘De meeste leerlingen geven zichzelf en hun school een goed rapport. Maar ze vragen meer inspraak en positieve feedback. Ze vragen ook aandacht voor pesten en ze zijn inderdaad niet altijd geïnteresseerd in wat ze op school moeten leren.’

Maar er is hoop, want ‘veel van de aandachtspunten sluiten aan bij de noodzakelijke hervormingen die worden voorbereid’.

http://www.ond.vlaanderen.be/inspec...piegel_2016.pdf

Blog DS, 18-04-2016 (An Nelissen)

__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB