actualiteitsforums  

Ga Terug   actualiteitsforums > ACTUALITEITSFORUM > Human Interest > 1914-1918
Gebruikersnaam
Wachtwoord
Home FORUMS Registreer Arcade Zoeken Posts van vandaag Markeer Forums als Gelezen

Antwoord
 
Onderwerp Opties Stem op Onderwerp Weergave Modus
  #1  
Oud 11th August 2014, 12:25
Barst's Avatar
Barst Barst is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Jun 2004
Locatie: L'burg
Posts: 16,552
Post 11 augustus 1914: het verwoestende kanon Dikke Bertha

Van fortenkraker tot kinderspel


Spelen uw kinderen wel eens ‘Dikke Bertha’? Allicht hebben ze geen benul, maar zo herdenken ze een Duits superkanon dat in 1914 de wereld deed beven.



‘Dicke Bertha, zo heet ik. 42 meet ik. Wat ik kan, dat weet ik. Tien kilometer ver schiet ik, steen en ijzer vreet ik, de dikste muren sloop ik, donder en bliksem zaai ik, duizend mannen begraaf ik.’

Zo bezingt een Duitse volksliedje uit 1914 de heldendaden van de ‘fortenkraker’ M-42, een reuzenhouwitser met het nooit geziene kaliber van 420mm, gebouwd door Krupp in Essen, toentertijd de grootste wapenfabriek ter wereld. Zijn koosnaam dankt het monster aan erfgename Bertha Krupp, ook al woog die zeker geen 43 ton.

In de jaren voor de oorlog heeft de Duitse staalboer in het grootste geheim gewerkt aan een superkanon dat zelfs Franse versterkingen met drie meter gewapend beton en geschutskoepels van roestvrij staal kan slopen. In augustus 1914 zijn er nog maar twee stuks van de M-42 klaar en die zijn nog niet eens ingeschoten. Omdat de vesting Luik onverwacht veel weerstand biedt, krijgt die de primeur. Manshoge obussen van 800 kilo hagelen neer op het fort van Loncin, dat na een voltreffer in de lucht vliegt. Duitse postkaarten laten een bijna apocalyptische verwoesting zien: een maanlandschap van verpulverd beton en als glas versplinterde geschutskoepels. Eén dag later geeft de hele vesting Luik zich over.


Wonderwapen

Voor Dikke Bertha is het maar het begin van de triomfmars. Binnen een paar weken gaan ook de vestingen van Namen, Maubeuge en Antwerpen voor de bijl. Alleen Antwerpen al krijgt 590 reuzenobussen te slikken. De Duitse propaganda wordt wild en spreekt van een Wunderwaffe. Dikke Bertha wordt het beroemdste kanon uit de geschiedenis. Macht door massa: niets lijkt de vernietigingskracht van de Germaanse grote kalibers te kunnen weerstaan.

Toch zullen de Dikke Bertha’s al verrassend snel uit de tijd raken. Ze walsen nog de Russische vestingen van de Donau plat, maar de forten van Verdun krijgen ze in 1916 niet klein. Anders dan de oudbakken Belgische versterkingen zijn die gemaakt van gewapend beton en heel diep ingegraven. Het blijkt het laatste gevecht van Dikke Bertha. De rest van de oorlog blijven de fortenbrekers bij gebrek aan nog kapot te schieten vestingsteden technisch werkloos.

Alles samen bouwt Krupp twaalf Dikke Bertha’s, die na de Duitse nederlaag allemaal ontmanteld en omgesmolten worden. In musea zal u hooguit een miniatuurversie van het monster vinden. Eén exemplaar zou als oorlogstrofee verhuisd zijn naar de Verenigde Staten – waar ze dol zijn op bigger than big – een tijdje de kermissen gedaan hebben en uiteindelijk op zijn beurt verschroot zijn.

En nog een andere, een samenraapsel van reserveonderdelen eigenlijk, zou onder de schuilnaam Grosse Gilda zowaar nog even dienstgedaan hebben in de Tweede Wereldoorlog. De veterane zou in mei 1940 nog enkele schoten lossen op de Maginotlinie, maar dat was meer spel. In het nieuwe tijdperk van de bewegingsoorlog maken tanks en vliegtuigen het verschil. Het gaat niet meer over forten en geschut, zoals het sinds de middeleeuwen altijd al het geval geweest is.

Toch spelen Vlaamse kinderen in de jeugdbeweging honderd jaar later nog altijd het spelletje ‘Dikke Bertha’, een variant op ‘pakkertje’, waarbij je overlopende vriendjes omhoog moet tillen. Zo leeft het Duitse wonderwapen van weleer nog onvermoed voort in ons collectieve geheugen.


Zware Gustaaf

Deels is dat te wijten aan een misverstand: we gooien alle Duitse monster*geschut op één hoopje. Zo noemden de Fransen de langeafstandskanonnen die in 1918 Parijs vanop 120 kilometer onder vuur nemen, eveneens Dikke Bertha. Ook al zien ze er met hun 36 meter lange loop helemaal anders uit dan de gestuikte fortenbedwingster van Luik. En ze schieten ook veel lichtere granaten af.

Het meest indrukwekkende Duitse monsterkanon blijft intussen Schwerer Gustav, een stuk 800 mm-geschut uit de Tweede Wereldoorlog, dat werd ingezet bij de belegering van Sevastopol op de Krim tijdens Operatie Barbarossa. Hij weegt zomaar even 1.350 ton en verplaatst zich om die reden uitsluitend via het spoor. Schwerer Gustav kan granaten van zeven ton (!) afvuren over een afstand van 47 kilometer.

Een zwaarder kanon is nooit meer gemaakt. Zo komt het toch nog goed met de oorlogslogica: zoals in de steentijd heeft de man nog steeds de grootste.


DS, 11-08-2014( Gilbert Roox)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
Met citaat antwoorden
  #2  
Oud 13th August 2014, 01:21
Barst's Avatar
Barst Barst is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Jun 2004
Locatie: L'burg
Posts: 16,552
Post 12 augustus 1914: de slag der zilveren helmen

‘Een lawine van schichtige paarden stormt op ons af’


In Halen loopt de prestigieuze Duitse cavalerie te pletter op Belgische geweren en lichte mitrailleurs. Nooit nog zal daarna de cavalerie worden ingezet voor grote aanvallen. Vanaf 1916 neemt de tank haar taak over.



‘Hier stonden we nu in het veld. Eerst was het betrekkelijk rustig, maar voor en bezijden ons hoorden we in de verte geschreeuw en bevelen. We wachtten met begrijpelijke angst. Geen vijf minuten later brak de hel los. We zagen nog niets, maar plots van achter een heuvel kwam een lawine van schichtige paarden aangestormd, met ruiters erop die huilden en riepen met kreten die niets menselijks meer hadden. Op datzelfde moment werden we van bezijden door een vernietigend geweervuur overgoten. Bij tientallen vielen onze jongens gillend ten gronde. Plots hield het geweervuur op. Nog 250 meter was de horde van ons verwijderd.’

Zo zal Cyriel Van Brussel zich later deze hete augustusdag herinneren. Wat hij ziet, is bloedstollend. Honderden schreeuwende cavaleristen die met lans en zwaaiend zwaard op hem afstormen, en niets meer dan schoven graan om zich tegen de stormende ruiters te beschermen. Zijn compagnie cyclisten heeft zelfs geen tijd gehad om loopgraven te graven.


Laatste cavalerie-aanval

Nog een paar honderd meter scheidt de stormloop van de wankele Belgische stelling. Cyriel Van Brussel legt aan. Door zijn vizier onderscheidt hij de metalen doodskoppen op de zwarte pelsen mutsen van de Duitse huzaren. Later schrijft hij: ‘Nu overgoten wij de grauwe massa met een kogelregen. Het was een dodende hagelbui die over hen neerstortte. In massa’s vielen ruiters en paarden neer. Ik herinner mij dat niet één levend paard en ruiter over ons heen gerend is.’

De Belgische Eerste Cavalerie*divisie heeft geschiedenis geschreven. Nooit nog zal het Duitse leger de cavalerie inzetten tegen geweren en mitrailleurs.

’s Avonds liggen de veelkleurige uniformen en blinkende helmen van huzaren, dragonders, kurassiers en ulanen bebloed en bestoft op de akkers en in de holle wegen. Pastoor August Cuppens betitelt de enige Belgische overwinning zonder hulp van geallieerden als de Slag der Zilveren Helmen, naar analogie met de Guldensporenslag.

De Belgen hebben nochtans ook hun cavalerie in hun zwart, geel en rode uniformen naar de Gete gestuurd. Terwijl rond Luik nog volop de slag der forten woedt, heeft het Belgische opperbevel beslist aan dit riviertje een tweede verdedigingslinie aan te leggen. Generaal Leon de Witte laat zijn drieduizend soldaten stelling innemen in de velden tussen Halen en Loksbergen. Op de Mettenberg en de Bokkenberg worden twaalf kanonnen geplaatst. Een compagnie karabiniers-cyclisten, soldaten te fiets met lichte mitrailleurs, bewaakt de Getebrug.


Elite-eenheden

Op de andere oever voert generaal Von der Marwitz met twee ruiterdivisies, zo’n 9.000 man, verkenningstochten uit.

Wanneer men hem meldt dat in Halen nog een onbeschadigde brug over de Gete ligt, wil hij een doorbraak forceren.

Von der Marwits zal de cavalerie inzetten, de elite-eenheid van het leger. Uit een heldhaftige stormloop valt meer eer te halen dan uit een traag oprukken van infanteristen met mitrailleurs.

De Belgische generaal De Witte is in dezelfde filosofie opgeleid, maar luistert naar zijn jongere stafleden, die aanraden om de eigen cavaleristen te laten afstijgen. Op de smalle weg van Halen naar Diest gooien ze een barricade op. De eerste Duitse stormloop te paard loopt te pletter op een omgegooide houten kar.

Er volgen nieuwe stormlopen, deze keer door open veld. Van Brussel: ‘Een halfuur later weer datzelfde gehuil met het gedonder van aanstormende paarden. Het kleine groepje dat van mijn compagnie overblijft, gebruikt alle middelen waarover wij beschikken. De kogelvoorraad die wij nog bezitten, jagen wij met verbetenheid naar de ruiters.’


Zwarte Duivels

Deze keer kunnen de cyclisten de stormloop niet stoppen. De cavalerie vliegt over hen heen, maar loopt te pletter op een volgende linie lansiers. Tot acht keer toe voeren de Duitsers nieuwe charges uit, de laatste stormloop met maar liefst negenhonderd cavaleristen. Verschillende van hen tuimelen over elkaar heen in een niet opgemerkte holle weg.

Tegen de avond blazen de Duitsers de aanval af. De Belgische cyclisten die ze uit het niets zagen opduiken, krijgen de geuzennaam van Zwarte Duivels.

Voor het Belgisch leger betekent de slag van Halen een opsteker. De Duitse opmars is zes dagen opgehouden. Genoeg voor een strategische terugtocht naar Antwerpen.

Cyriel Van Brussel heeft de dag ternauwernood overleefd. ‘Juist voor mij werden paard en ruiter gelijktijdig door onze vrienden doodgeschoten. De ruiter smakte in de voor waar wij lagen boven doden en gekwetsten, het dode paard plofte juist voor mij ten gronde. Met een acrobatensprong wipte ik mij achter het paard en zo redde ik mijn leven.’


DS, 12-08-2014 (Lieven Sioen)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
Met citaat antwoorden
  #3  
Oud 13th August 2014, 03:15
Barst's Avatar
Barst Barst is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Jun 2004
Locatie: L'burg
Posts: 16,552
Post 13 augustus 1914: Rik Wouters aan het front

Een schilder wordt soldaat


Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog is de schilder Rik Wouters volop aan het werken aan een groot stilleven met perziken. Maar de veldwachter brengt slecht nieuws: infanterist Henri Wouters moet zonder uitstel vertrekken naar zijn eenheid in Luik.



Een oorlog is rampzalig voor al wie ermee te maken krijgt. Voor een gevoelige en poëtische jongeman als Wouters valt de ramp niet te overzien. In de voorafgaande jaren heeft hij langzaam maar zeker naam gemaakt in de kunstwereld. Hij is naar Parijs geweest, het brandpunt van de toenmalige avant-garde, en heeft kennisgemaakt met moderne stromingen als het fauvisme, het kubisme en de abstracte kunst. Zijn stralend coloriet is tot volle bloei gekomen en met zijn grote liefde Nel als model heeft hij onvergetelijke beelden gemaakt, zoals De dwaze maagd en Huiselijke zorgen. Rijk is hij er niet van geworden, maar in zijn huisje aan de rand van het Zoniënwoud beleeft hij een groot geluk.

En dan, in de laatste warme nacht van juli 1914, staat plots de dood voor de deur. De veldwachter belt aan met een mobilisatiebevel. In zijn biografie van de kunstenaar beschrijft Eric Min de ontzetting van de man: hoe hij woedend zijn bottines poetst en het uniform aantrekt dat hij uit de grond van zijn hart verfoeit. Met een van de vele treinen vol soldaten en kanonnen die in die dagen richting Ardennen vertrekken, reist een van de belangrijkste schilders van onze twintigste-eeuwse kunst naar het slagveld, vol afschuw voor het lot dat hem treft. Rik Wouters begrijpt niets van deze oorlog, en hij zal niet de enige geweest zijn.


Deserteur

In de brieven die hij in de eerste dagen van augustus naar huis krabbelt, heeft Wouters het over de chaos die hij in de buurt van Luik aantreft. ‘We zijn nu in de loopgraven. De generaal heeft ons zopas laten weten dat er groot gevaar dreigt en dat we moedig en rustig moeten zijn. Ik hoop dat ik het kan. (...) Vlak voor onze linies is een huizenblok met dynamiet opgeblazen om vrij baan te hebben; de mensen vluchten naar de stad.’ En hij besluit zijn brief aan Nel met een vreemde raad: ‘Niet in paniek raken van deze brief; ’t zijn de omstandigheden.’

In de nacht van 5 op 6 augustus wordt het menens. Wouters behoort tot de onfortuinlijke soldaten die met niets meer dan geweren de zwaar bewapende Duitsers moeten tegenhouden in Fléron. De slachting is afschuwelijk, ook in de Duitse gelederen. In de verwarring vlucht Wouters weg. Na omzwervingen via Visé en Maastricht belandt hij uiteindelijk in Brussel. Strikt genomen is hij op dat moment een deserteur.

De kunstenaar, die in zijn werk altijd de schoonheid van het leven gevierd heeft, walgt van de oorlog. Vrienden die hem in die dagen ontmoeten, zouden hem later beschrijven als ‘een wrak, een vat vol bitterheid’. Hulp moet hij van niemand verwachten: iedereen geeft hem de raad terug te keren naar zijn regiment. Dat doet hij uiteindelijk ook: in Jupille voegt hij zich weer bij zijn wapenbroeders. In de algemene verwarring is zijn kortstondige desertie niet eens opgemerkt.

En het ergste lijkt voorlopig achter de rug. Het Belgische leger vlucht voor de overmacht. Al een dag na zijn terugkeer mag Wouters de hel rond Luik verlaten en trekt hij naar Lier, waar hij in een ziekenboeg wordt verzorgd. Zoals zovelen lijdt hij aan shellshock en zijn voeten zijn gewond en ontstoken door het lange marcheren. In Lier beleeft hij enkele gelukkige dagen, want Nel komt hem bezoeken en de schilder Isidore Opsomer ontfermt zich over zijn gehavende collega. Wouters begint zelfs weer te werken en maakt een aquarel over zijn vreselijke ervaringen in Luik.


Spitten

Na een deugddoende week in Lier wordt Wouters ingezet bij de verdediging van Antwerpen. Hij wordt ondergebracht in het fort van Haasdonk, waar hij op 24 augustus arriveert. Hij moet er aan de loopgraven werken, terwijl Nel in Antwerpen bij vrienden is ingetrokken. Maar de situatie verslechtert snel en Nel beslist samen met haar vrienden naar Nederland te vluchten. Rik blijft, zwaar tegen zijn zin, op post.

Op 28 september schrijft hij een brief aan zijn vrouw. ‘Spitten, spitten en nog eens spitten is het refrein, en om de vier dagen wacht lopen. Af en toe horen we kanonschoten, wanneer er bij Dendermonde of nog verderop wordt gevochten.’ Hij herinnert Nel aan de mooie dagen van vroeger: ‘Je stuurde mij veel kusjes in een hoekske – daar denk ik vaak aan en ik stuur er nog meer terug. Ik kus je in al de hoekskes van je mooie kleine lichaam.’

Maar Rik mag spitten zoveel hij wil, tegen de Duitse oorlogsmachine is geen kruid gewassen. Op 10 oktober valt Antwerpen en Wouters bevindt zich tussen de 40.000 soldaten die de benen nemen naar Nederland. Hij wordt er geïnterneerd in Amersfoort en later in Zeist. Even lijkt het alsof de nachtmerrie voorbij is, maar de gezondheid van de krijgsgevangen schilder-soldaat – die al jaren over hoofdpijn klaagt – verslechtert snel. In het militair hospitaal van Utrecht wordt de oorzaak ontdekt: Wouters heeft kaakkanker. Hij wordt geopereerd, zijn kaak en gehemelte worden verwijderd, wat hem gruwelijk verminkt. In 1916 sterft hij in Amsterdam, 33 jaar oud. Hij mag nog net het geluk proeven dat het Stedelijk Museum een grote tentoonstelling aan zijn werk wijdt.

Aan de oorlog is Rik Wouters ontkomen, maar aan een veel te vroege dood ontkomt hij niet.


DS, 13-08-2014 (Jan Van Hove)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
Met citaat antwoorden
  #4  
Oud 17th August 2014, 04:08
Barst's Avatar
Barst Barst is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Jun 2004
Locatie: L'burg
Posts: 16,552
Post 16 augustus 1914: Fort Loncin vliegt de lucht in

‘Niemand zal zich overgeven’


Loncin is het enige Luikse fort dat zich niet aan de Duitsers overgeeft. Honderd jaar later blijkt dat er veel minder doden onder het puin liggen dan de vaderlandse mythe wil.



De ravage maakt nog altijd indruk. Loncin is kippenvel, het meest indrukwekkende oorlogsmonument te lande. Het lijkt alsof de tijd is blijven stilstaan. Door de ontploffing is het centraal massief van het fort over zijn hele lengte opengespleten en ingestort. Een veertig ton zware geschutskoepel is als een conservenblikje ondersteboven geland.

15 augustus 1914: om 17.20 uur boort zich een manshoge 420mm-granaat door het metersdikke beton en doet een magazijn met twaalf ton kruit ontvlammen. ‘Dikke Bertha’ schiet niet zo vaak raak, maar het 25ste schot is een voltreffer. De luchtverplaatsing tilt het hele gewelf omhoog. Soldaten worden levend verbrand, hun longen ontploffen, ze worden verpletterd onder tonnen wegende betonblokken.

Acht dagen lang heeft het granaten gehageld op het fort, de laatste uren tot 27 per uur. ‘Nu de andere forten gevallen zijn, komen ze uit alle richtingen tegelijk’, schrijft commandant Victor *Naessens in zijn verslag van de val van Loncin. ‘Het gehuil van de inkomende obussen is verschrikkelijk.’

Bij het begin van de belegering heeft de geboren West-Vlaming zijn garnizoen van meer dan vijfhonderd mannen opgezweept met een heroïsche peptalk: ‘Wij zweren te vechten tot de laatste granaat, de laatste kogel, de laatste man. En niemand zal zich overgeven.’ Maar zo letterlijk zal zelfs hij het niet bedoeld hebben.


Heldenverhaal

Loncin is het enige Luikse fort dat zich nooit aan de Duitsers overgaf. Daar was ook geen tijd voor. ‘Met smart zal Uwe Majesteit vernemen dat het fort gisteren in de lucht gevlogen is en dat het grootste deel van het garnizoen onder de puinhopen is bedolven’, schrijft generaal Leman, de bevelhebber van de vesting Luik als krijgsgevangene naar koning Albert I, nadat hij bewusteloos vanonder het puin van fort Loncin gehaald is. ‘Dat ik bij deze catastrofe niet omgekomen ben, komt omdat mijn escorte me geëvacueerd heeft terwijl ik half verstikt was door het gas. Gaarne had ik mijn leven gegeven, maar sneuvelen was mij niet gegund.’

Na de oorlog werden de gesneuvelden van Loncin gehuldigd met een pompeuze, achttien meter hoge herdenkingszuil, bekroond met bronzen Griekse en Romeinse helden. Opschrift: ‘Aan de helden van Loncin, gestorven voor het vaderland. De puinen van dit fort zijn hun graf.’

Tot vandaag wordt het heldenverhaal op 15 augustus herdacht met een officiële plechtigheid. Het hoogtepunt is een eresaluut met een oud snelvuurkanon om 17.20 uur stipt. Veel volk komt er niet op af. De site ontvangt hooguit 5.000 bezoekers per jaar.


Begraafplaats

Loncin is niet zomaar een monument, het is ook een nationale begraafplaats. Onder het stukgeschoten beton zouden nog altijd 250 doden liggen, meldt een gedenksteen. In 2008 groef de ontmijningsdienst Dovo bij een sanering van de ondergrond 25 lijken van gesneuvelden op. Het was de meest recente vondst van Belgische gesneuvelden van de Grote Oorlog. Ze werden herbegraven in de crypte van het fort naast 43 andere, veelal onbekende doden.

Generaal Gérard Leman schatte meteen na de explosie het aantal doden van Loncin op minstens 350. Twee man op de drie dus. Geschiedschrijvers hebben dat cijfer nadien kritiekloos herkauwd. Ook al waren er geen officiële dodenlijsten. Een gedenkplaat aan de toegang van het fort vermeldt alleen de 532 leden van het garnizoen in augustus 1914, maar op de grote erezuil zijn tegen de gewoonte in helemaal geen namen van gesneuvelden te lezen. Er is alleen een cameo van commandant Naessens te zien.

‘Men was in de naoorlogse chaos niet in staat een officiële lijst van gesneuvelden op te maken’, zegt Fernand Moxhet, de voorzitter van het plaatselijke Front de Sauvegarde. ‘Men had allicht ook dringender zaken te doen. Het dodental is een grove schatting.’

In zijn jongste publicatie spreekt het Front nu plots van 350 slachtoffers, doden én gewonden samen dus. ‘En vermoedelijk liggen er nog zo’n 150 gesneuvelden onder het puin’, schat Moxhet. Onderzoekers zoals de Vlaamse adjudant Willem Segers, die zelf geregeld in Loncin gidst, komen bij een nog veel lager cijfer uit. ‘Van het garnizoen van Loncin kwamen hooguit 144 soldaten om’, besluit hij na tien jaar naarstig uitvlooien van tienduizenden archiefstukken. ‘Vermoedelijk liggen er daar nog altijd 37 van onder het puin.’

Het is toch een klap voor de vaderlandse mythe van de trotse strijders, die zoals de Spartanen weleer in Thermopylae tot de dood bleven vechten tegen een verpletterende overmacht. Driekwart van het garnizoen van Loncin heeft Dikke Bertha overleefd, zo blijkt. Al maakt dat de verschrikking van de explosie er uiteraard niet minder op.


DS, 16-08-2014 (Gilbert Roox)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
Met citaat antwoorden
  #5  
Oud 18th August 2014, 21:19
Barst's Avatar
Barst Barst is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Jun 2004
Locatie: L'burg
Posts: 16,552
Post 18 augustus 1914: Vluchtelingen brengen slecht nieuws

Waarheen, waarheen, die menschenstroom?


Kranten berichten karig en met flinke vertraging over het verloop van de oorlog. De officiële versie luidt nog dat de Belgen standhouden. Tot in Brussel, Gent en elders de vluchtelingen uit oostelijk België met pak en zak opduiken. Zij zijn het die het vreselijke nieuws over geweld en verwoesting brengen.



‘Het nieuws loopt als een vuur over de menigte langs de lanen, op de pleinen en de straten, dat meer dan duizend vluchtelingen van de kanten van Aerschot en Thienen aan het Zuidstation toegekomen zijn’. Het is maandagavond, 17 augustus, als de Gentse schrijfster Virginie Loveling dit in haar dagboek noteert. De Luikse forten zijn gevallen – maar dat slechte nieuws is nog niet officieel. Sterker, de ‘geruchten’ daarover worden door de legerstaf en het ministerie van Oorlog geloochend: de Duitschers hebben de forten niet in handen!

Ook de kranten berichten nog over de Slag bij Halen, waar de Duitsers ‘grote verliezen’ hebben geleden – een slag die zes dagen geleden al plaatshad en slechts een symbolische overwinning zou blijken. Maar de vluchtelingen brengen slechter nieuws: de oorlog rukt verder op. Het Belgische leger heeft zich teruggetrokken rondom Tienen, in een poging om het Duitse leger daar tegen te houden.

De burgerbevolking, die doodsbang is, vlucht naar daar waar ze denkt de Duitse troepen voor te kunnen blijven. Zo komt er een heuse exodus vanuit oostelijk Brabant op gang.

In Attenrode-Wever, ten noorden van Tienen, zien de bewoners vandaag rond de middag een beetje meewarig toe hoe ook nu weer vluchtelingen door hun dorp trekken. Als rond twee uur even verderop de gevechten tussen het Belgische en het Duitse leger in volle hevigheid losbarsten, besluiten de inwoners van Wever dat voorbeeld maar te volgen. De schrapnels ontploffen niet eens zo ver weg.

De Belgische infanterie maant de bevolking overigens zelf aan om weg te gaan, want in Kiezegem, dat nog verder van Tienen ligt, hebben ze de molen in brand gestoken en ze zijn hetzelfde van plan met de kerktoren: als de vijand verder oprukt, mogen er geen ‘uitkijkposten’ meer overblijven.

Rond vijf uur in de namiddag is de chaos compleet. De Belgen hebben de Slag bij de Gete verloren en trekken zich verder terug, naar Leuven en Antwerpen. Ook soldaten, onder wie velen verwond, mengen zich nu onder het geharrewar van de vluchtenden. Waar naartoe? Daar waar geen gevaar is, maar waar is dat? ’s Nachts zal de einder in de wijde omgeving donkerrood kleuren, want zeker tien dorpen staan in brand. Tienen is nu in handen van de Duitsers.

Veel burgers brengen de nacht door in open veld. Sommigen hopen de volgende dag naar hun dorp te kunnen terugkeren.

‘Om elf uren werd er aan de pastorij gebeld; het waren zes jongelingen met velos en licht, (hetgeen gevaarlijk was), jongelingen van Wever, die van de Weversche vluchtelingen gezonden waren om te vernemen hoe dat de zaken stonden’, zo meldt de pastoor in zijn oorlogsrelaas. ‘Een oud moederken had ik op de pastorij ingenomen. Ze bleef den ganschen nacht op eenen stoel nevens het bed zitten, en ’s anderendaags vertelde ze, dat ze zoo beter had kunnen bidden.’

Anderen rijden in één ruk met paard en kar door tot Brussel of Aalst, waar ze hun intrek nemen bij familie. Velen ook reizen het Belgische leger achterna, richting Antwerpen, waar scholen en andere gebouwen worden vrijgemaakt om gevluchte gezinnen onderdak te verschaffen. Later zal er een exodus van hieruit naar Nederland op gang komen. Nu al zijn er zowat 6.000 Belgen uit Luik en omgeving de grens overgestoken.


Solidariteit

In Boom zullen vanaf nu tot eind augustus liefst 10.000 vluchtelingen op doorreis worden opgevangen.

In Klein-Willebroek noteert pastoor Janssens later in zijn oorlogsverslag dat er in de twee maanden die volgen, zeker 30 jonge kinderen van vluchtelingen in zijn parochie worden begraven.

Ook in Gent komen ze toe, meldt Virginie Loveling op 18 augustus: ‘Ze zijn hier! Jammerlijke benden, velen in hun werkkleederen, zooals ze op bevel van hooger hand weg liepen: vrouwen met gekleurde doeken op het hoofd; schuwe blikken, ingedrongen gestalten; handen, die pakjes dragen; valiezen bij hen, wier kledij wat welstand aanduidt. Een vrouw houdt een onderweg gestorven kindje in den arm... Waarheen, waarheen die menschenstroom in al zijn ellende?’

Er ontstaat in Gent, zoals overal elders, meteen veel solidariteit met de arme stumpers die alles hebben moeten achterlaten. Kloosters worden opengesteld, een bakker deelt brood en koeken uit, een priester duwt de mannen een sigaar in de handen. Veel Gentenaren nemen vluchtelingen in huis. Eugeen Waterschoot ziet ook in Turnhout veel ‘ongelukkigen’ aankomen. ‘De akelige bijzonderheden die zij over de Duitse gruwelen meedelen, doen in onze stad de ontsteltenis ten top stijgen. Talrijke personen verlaten ook Turnhout, velen gaan een veiliger oord zoeken in Antwerpen.’

De paniek is compleet.


DS, 18-089-2014 (Veerle Beel)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
Met citaat antwoorden
  #6  
Oud 19th August 2014, 15:36
Barst's Avatar
Barst Barst is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Jun 2004
Locatie: L'burg
Posts: 16,552
Post 19 augustus 1914: Duitse angst voor franc-tireurs

‘Belgen zijn geen beschaafd volk, maar een bende boeven’


Onervaren Duitse soldaten zijn doordrongen van angst voor de franc-tireurs. Hun bevelhebbers wenden die paranoia aan om het eigen falen toe te dekken. Burgers betalen de prijs.



De Aarschotse burgemeester Jozef Tielemans is ongerust. De gruwelverhalen die het Duitse leger vooruitsnellen, zijn ook hem ter ore gekomen. Hij weet dat elke vermeende daad van verzet door burgers genadeloos wordt afgestraft. Een week geleden heeft hij zijn bevolking uitdrukkelijk gewaarschuwd: ‘Wacht u van wapens dragen en vooral van niet te schieten, want de weerwraak op den dader en zijn gezin zou verschrikkelijk zijn.’

Er is die ochtend gevochten buiten Aarschot. Belgische mitrailleurs konden de Duitsers tegenhouden, maar moesten wijken voor artilleriebeschietingen. Duitsers hebben twintig gewonde Belgische soldaten afgemaakt en ook zes burgers in de buurt van het slagveld neergeschoten. Wanneer de Duitse troepen door de stad trekken, gonst het tussen de rangen ‘Man hat geschossen’. Er circuleren geruchten dat het Belgisch leger een tegenaanval zal uitvoeren. Weer schieten de Duitsers enkele burgers dood.


Verdwaalde kogel

Burgemeester Tielemans probeert de gemoederen te bedaren door de Duitse commandant Stenger zo correct mogelijk te ontvangen in zijn burgerhuis op de markt. Maar wanneer rond 18.30 uur Stenger met twee officieren op het balkon gaat staan, weerklinken schoten. Stenger valt dood neer. De Duitsers wijzen de vijftienjarige zoon van Tielemans als schuldige aan.

De represailles zijn meedogenloos. Alle huizen rond de markt worden in brand gestoken en 76 mannen worden in een weide neergeschoten. 29 andere gevangenen, onder wie de burgemeester en zijn zoon, worden de volgende ochtend geëxecuteerd. Het plunderen gaat de hele nacht door. 400 tot 500 inwoners worden dagen in de kerk vastgehouden. Vierhonderd zullen naar Duitse kampen worden afgevoerd. Eindbalans van de bloednacht van Aarschot: meer dan 300 huizen afgebrand en 173 burgers vermoord.


Barbaarse franc-tireurs

Later zal blijken dat Stenger is getroffen door eigen vuur van dronken of panikerende Duitse soldaten. Kranten, geruchten en hardnekkige stadslegendes hebben de troepen, vaak onervaren dienstplichtigen, doordrongen van de schrik voor de franc-tireur, de vrijschutter. Tijdens de Frans-Duitse oorlog van 1870 hadden de Pruisische troepen zwaar geleden onder het onvoorspelbare vuur van Franse guerrillastrijders. De ‘barbaarse’ franc-tireur is met de jaren een collectief schrikbeeld geworden: zelfs vrouwen en kinderen zouden slapende soldaten kelen, gewonden castreren of hen de ogen uit prikken met breinaalden. Ze zijn de absolute tegenpool van de ‘beschaafde’ oorlog waarvoor Pruisen staat.

Vandaar dat het hoofdzakelijk protestantse Duitse Leger, nog voor het België binnenvalt, beducht is voor een gewapende volksopstand, geleid door pfaffen, fanatieke katholieke pastoors, die scherpschutters in elke kerktoren en elke hooizolder verbergen. ‘De Belgen zijn geen beschaafd volk’, schrijft generaal Von Beseler naar huis. ‘Het is een bende boeven, als gevolg van de dominantie van priesters in het land.’


Soldatendood

De chaos van de oorlog en het onverwacht krachtige verzet van het Belgisch leger trekken een selffulfilling prophecy op gang. Bange Duitse soldaten vuren in het wilde weg, interpreteren de schoten als guerrilla-aanvallen en ventileren hun angst en woede via moord en plundering. ‘We horen dat onze cavalerie keer op keer is beschoten in een dorp’, noteert een Duitse soldaat op 19 augustus in zijn dagboek. ‘Verscheidene arme kameraden hebben al het leven verloren. Het is een schande! Een eerlijke kogel in een eerlijk gevecht – ja, dan heeft iemand zijn bloed vergoten voor het vaderland. Maar neergeschoten worden vanuit een hinderlaag of vanuit het raam van een huis, door een geweer dat verborgen is tussen de bloempotten, dat is geen eerbare soldatendood.’

De bevelhebbers zouden beter moeten weten. Ze zijn gestaald en gehard in de Pruisische discipline. Er is geen enkel bewijs van een georganiseerde guerrillastrijd door Belgische burgers. Maar de generaals, de overheid en de pers versterken de mythe van de sluipschutter. Hij is de ideale zondebok voor het vastlopen van het Schlieffen-plan. Hij rechtvaardigt de blinde terreur om een snelle doorgang te forceren. En hij pept de grondsoldaat op voor de strijd. Tien dagen na de massamoord in Aarschot spreekt generaal Von Bissing de troepen toe: ‘Als een blinde en woeste bevolking in verraderlijke aanvallen de moedige zonen van ons volk afslacht, is het de heilige taak van de bevelhebbers om haar meteen te bestraffen met extreme maatregelen.’

Van die doctrine worden tussen augustus en oktober 1914 6.500 onschuldige burgers het slachtoffer.


DS, 19-08-2014 (Lieven Sioen)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
Met citaat antwoorden
  #7  
Oud 21st August 2014, 20:43
Barst's Avatar
Barst Barst is offline
Administrator
 
Geregistreerd op: Jun 2004
Locatie: L'burg
Posts: 16,552
Post 20 augustus 1914: De Duitse intocht in Brussel

Een rivier van gesmolten lood


Veel Brusselaars zijn compleet verrast wanneer op 20 augustus het Duitse leger de stad binnentrekt. Drie dagen en drie nachten kleuren de stille straten sinister grijs.



In Brussel wordt de zenuwachtigheid tastbaar. Bij ijzeren terrastafels lezen mensen kranten en maken ze commotie. Toeristen stromen de stad uit, reporters arriveren. Een boyscout regelt het verkeer. Bij de Beurs rijdt een automobiel een voorbijganger omver. De massa op de trappen van de Beurs schenkt er geen aandacht aan.

Op 15 augustus krijgt de Amerikaanse gezant Brand Withlock een telegram van de oorlogscorrespondent Richard Harding Davis. Davis is op het oceaanschip Lusithania gestapt met zijn nieuwe vrouw. Omdat ze zwanger is, zal ze in een Londens hotel verblijven. R.H. Davis reist door naar Brussel, waar zijn pen productiever kan zijn dan in Londen of het gecensureerde Parijs.

Vanuit zijn luxekamer in het Palace Hotel op het Rogierplein verslaat Davis de oorlog in stijl. Vluchtelingen? Die zijn er niet, schrijft hij in een bericht. Wanneer hij het bericht de wereld in stuurt, duiken de eerste vluchtelingen op.

Davis is vijftig en op het toppunt van zijn roem. Zijn loon is ongezien. Bij het Wheeler Syndicate versierde hij een weekloon van zeshonderd dollar. Scribner’s betaalt hem duizend dollar per artikel. En of het tot een echte oorlog zal komen, was bij de regeling van zijn contract nog onzeker. Onkosten zijn niet inbegrepen, die betaalt hij uit een kistje vol goud dat hij achter zich aan sleept. De vergoedingen zijn welkom. Davis’ frivoliteit en zijn echtscheiding duwen hem naar het bankroet.

Hij maakt uitstapjes met een bevlagde huurauto, rijdt de Hallepoort uit, Brabantse dorpen tegemoet, picknickt langs de weg en ’s avonds is er een warm bad en champagne. Op 17 augustus toont Brand Withlock hem de Grote Markt. De markt staat vol mensen, allen kijken ze naar boven. Aan de voeten van Sint-Michiel hangen Belgen een vlag. Lang zal die er niet hangen.


Stalen file

Op 19 augustus kondigen Tauben de Duitse doortocht aan. Voor de meeste Brusselaars is dat een complete verrassing. Wekenlang beweerden kranten dat Luik standhield. Het ministerie van Oorlog op de hoek van de Wetstraat en de Kunstlaan krijgt per telefoon het bevel om de hoofdstad niet te verdedigen. De staf van generaal Clooten vindt het bericht ongeloofwaardig en burgemeester Adolphe Max staat erop de stad niet zomaar prijs te geven. Brand Whitlock praat dat uit zijn hoofd.

Een dag later, om tien uur in de ochtend, lopen de boulevards leeg. Rolluiken dalen neer en Brussel wordt doodstil. Het lijkt alsof de pest er doolt. Alleen agenten zijn op straat. Ze zijn herkenbaar aan hun wandelstok en een papier in hun knoopsgat.

Langs de Waterloosesteenweg komen Brusselaars voorzichtig buiten. Wat ze zien, is een stalen file. De voorhoede heeft de geweren onbekommerd over de schouders en onder de triomfboog in het Jubelpark weerklinkt gedreun van dichte, onuitputtelijke rijen voetvolk met achter hen kanonnen en houwitsers, pontonbruggen, radiotelegrafen, overzetboten, proviand en uitvindingen die niemand kent.

Nu weet Davis waarom hij in Brussel is. Een beter uitgerust leger zag hij nooit. Het leger dat hij ziet, glijdt als een exprestrein. Halt houden doet het niet, gaten zijn onbestaande. Bobijnen rollen draden af voor de telecommunicatie en de zijkant van de weg is vrij voor snelle boodschappers op motoren of auto’s. Uit de schouw van de rollende veldkeukens komt rook. Koks bereiden al rijdend soep en verdelen hapjes tijdens de mars. Op karren repareren schoenmakers laarzen en hameren smeden hoefijzers.


Veldgrijs

Drie oneindig lange stofrepen in zwart, wit en rood vervangen de Belgische vlag aan het stadhuis. De markt wordt verboden terrein. Davis ziet het mooiste plein in Europa veranderen in een kampement met huifkarren en keukenwagens. Het is hier dat Davis zich realiseert hoe het Duitse uniform een wapen is. ‘Zelfs de kleur is niet aan het toeval overgelaten.’ De markt kleurt ‘feldgrau’ (veldgrijs), straatkeien slokken de soldaten op en in de Kruidtuin verdwijnen ze in het gebladerte. Hun camouflage is ‘een mantel van onzichtbaarheid.’

Een schoolmeisje herinnert zich hoe de zonnige zomerdag grijs kleurde. ‘Het was een sinister, groenachtig grijs, zelfs hun helmen waren met grijs overdekt’, zegt Germaine Soltau jaren later.

De oorlog in Brussel is begonnen. Na drie dagen en nachten vraagt Karel Van de Woestijne zich af wanneer de doortocht ophoudt. Germaine Soltau luistert vier jaar en drie maanden naar de Duitse liederen en een generaal vraagt Brand Whitlock met welk recht hij in Brussel blijft. Whitlock antwoordt retorisch: ‘Met welk recht kwam u hier binnen?’


Klassieker

En Davis? Die schrijft in zijn nachtelijke hotelkamer hoe de rivier van gesmolten lood passeert. Op de stoep ziet hij geen regiment, maar een spookachtige mist die uit de zee aanrolt. ‘Het waren geen mensen, het was een machine, onvermoeibaar en precies als een uurwerk op stoomkracht, zingend op het ritme van de bottines.’

Zijn artikel zou uitgroeien tot een klassieker in de oorlogsjournalistiek. Davis’ woordkeuze is als het leger zelf: mechanisch en erg goed geolied.


DS, 20-08-2014 (Benedict Wydooghe)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you
down to their level and beat you with experience." (c)TB
Met citaat antwoorden
Antwoord

Onderwerp Opties
Weergave Modus Stem op dit onderwerp:
Stem op dit onderwerp::

Posting Regels

Smilies zijn Aan
[IMG] code is Aan
HTML code is Uit

Forumsprong


Alle tijden zijn GMT +2. De tijd is nu 11:01.


Powered by: vBulletin Version 3.8.14 by DRC
Copyright ©2000 - 2025, Jelsoft Enterprises Ltd.