![]() |
|
![]() |
|
Onderwerp Opties | Zoek in onderwerp | Waardeer Onderwerp | Weergave Modus |
|
#1
|
|||
|
|||
Ik vind het wel goed dat ze een link leggen tussen criminaliteit en werkloosheid in plaats van steeds criminaliteit en allochtonen aan elkaar te linken. Ik vind het ook logischer omdat werklozen vaak niet veel geld hebben en hierdoor hebben ze frustraties die ze moeten wegwerken. Daardoor denk ik dat deze mensen sneller hun frustraties gaan uiten in criminaliteit. En nu zeker met Sinterklaas en de feestdagen, deze mensen hebben het vaak niet breed. Dus cadeau's en grote feestmaaltijden zullen hier niet aanwezig zijn. Waardoor er nog meer frustratie komt en zo gaat dit heel het jaar door zowel in de zomer want dan gaan de meeste mensen op vakantie,...Niet dat ik het veralgemeen want niet elke werkloze doet dit. Maar ik vind wel dat werklozen werk moeten gaan zoeken. Wat doen deze mensen toch een hele dag? Het kan toch niet zijn dat deze mensen heel de dag thuis zitten en niets doen, niemand houdt dit toch niet vol. En het positieve iets aan werk zoeken is dat ze meer geld hebben in de maand. Hierdoor kunnen ze toch weer positiever gaan denken en leven. En leven ze niet meer in angst of aan de rand van de maatschappij. Zo kunnen ze hun leven weer opbouwen en zijn ze niet meer afhankelijk van het OCMW,...
|
#2
|
||||
|
||||
![]() Crimineel wil niet zeggen allochtoon
BRUSSEL - Als allochtonen vaker betrokken zijn bij sommige vormen van criminaliteit, dan is dat omdat ze sociaal-economisch kwetsbaar zijn. Gemeenten met een hoge criminaliteitsgraad zijn gemeenten met een hoge werkloosheidsgraad, met veel leefloners en alleenstaanden en met veel sociale huurwoningen. Met andere woorden, er is een causaal verband tussen criminaliteit en het sociaal-economische profiel van een gemeente. Dat bleek uit een analyse van de criminaliteit in België in de periode 2001-2006 (DS 6/12). De studie werd uitgevoerd door de universiteiten van Leuven en Gent. Marc Hooghe, politicoloog KU Leuven, die aan het onderzoek deelnam, beschouwt de studie als een antwoord op die van sociologe-criminologe Marion van San. Zij onderzocht in 2000 de criminaliteit onder stedelijke jongeren en stelde vast dat bijna één op vier Oost-Europese jongens in België betrokken zijn bij een misdrijf en dat Marokkaanse jongens tot 2,5 keer vaker op het verkeerde pad komen dan hun Belgische leeftijdsgenoten. Hiermee was de link tussen allochtonen en criminaliteit gelegd. 'Maar het is niet het 'allochtoon zijn' dat de criminaliteit verklaart, maar wel sociaal-economische achterstelling, vooral werkloosheid, die de verklaring is', aldus Hooghe. 'We hebben tal van verbanden onderzocht: hoe vaak mensen verhuizen, aantal vreemdelingen in een gemeente, zelfs het aantal kerkgangers. Het enige echt sterke verband was dat met economische achterstelling. Dit wil ook niet zeggen dat de werklozen verantwoordelijk zijn voor die criminaliteit. Uit criminologisch onderzoek weten we dat werklozen vaker het slachtoffer zijn van criminaliteit: ze hebben geen gestructureerde dagindeling en zijn dus gemakkelijker 'beschikbaar' als slachtoffer.' Nochtans is er in onze gevangenissen een oververtegenwoordiging van allochtonen. Hoe kun je dat dan verklaren? 'Wij hebben enkel een onderzoek op gemeentelijk niveau gedaan, namelijk: waar zijn de criminaliteitscijfers het hoogste', zegt onderzoeker Wim Hardyns van de universiteit Gent. 'We keken naar welk verband het sterkste is en dat is met het sociaal economische gegeven. Er is ook nog een verband met het sociaal vertrouwen van de bevolking. Ik heb voor mijn doctoraat aan 2000 mensen gevraagd in welke mate ze vinden dat hun gemeente een hechte gemeente is, of ze veel vertrouwen hebben in hun buren, of ze sociale activiteiten met hen doen. Daaruit blijkt dat inwoners weinig sociaal vertrouwen hebben in gemeenten die gekenmerkt worden door sociaal-economische achterstelling. En dat ook die gemeenten een hoge criminaliteitsgraad hebben.' 'Maar het onderzoek zegt niets over wie de daders van die criminaliteit zijn, niets over de woonplaats van de daders en niets over de slachtoffers', zegt Hardyns. 'Het kan best zijn dat veel daders ook allochtoon zijn. De werkloosheidsgraad is bij hen ook erg hoog.' Ook criminoloog Brice De Ruyver van de UGent vindt dat er geen tegenstelling hoeft te zijn tussen het onderzoek van Van San en van Hooghe. 'Allochtonen zijn sociaal-economisch kwetsbaar: ze hebben een lage scholingsgraad en worden geconfronteerd met een moeilijke toegang tot de arbeidsmarkt, ook voor wie wel gestudeerd heeft. De legale economie heeft deze jongeren weinig te bieden in vergelijking met de illegale economie.' 'Uit het onderzoek van Hooghe blijkt dat het sociaal-economische de belangrijkste link is met criminaliteit. Als we dus iets willen doen aan de sterke oververtegenwoordiging van allochtonen in bepaalde vormen van criminaliteit, dan moeten we werken aan de grote sociaal-economische achterstand van deze bevolkingsgroep. Deze omkering is belangrijk voor het succes van het integratieproces', aldus De Ruyver. Blog DS, 07-12-2010 (Inge Ghijs)
__________________
"Never argue with an idiot, they'll just bring you down to their level and beat you with experience." (c)TB |
#3
|
|||
|
|||
De oorzaken van crimineel gedrag
De oorzaken van crimineel gedrag
HET ANTWOORD VAN MARION VAN SAN MARION VAN SAN vindt dat het onderzoek van Marc Hooghe over misdaad en etniciteit hoegenaamd geen ‘antwoord' biedt op haar onderzoek van destijds. Je kan dat namelijk niet zo omschrijven, als je appels met citroenen vergelijkt. De studie van Marc Hooghe en zijn collegae heeft de laatste dagen behoorlijk wat aandacht gekregen in de Belgische media (DS 6 en 7 december). Met deze studie Unemployment, Inequality, Poverty and Crime pretendeert de onderzoeker een ‘antwoord' te bieden op het onderzoek Criminaliteit en Criminalisering. Allochtone jongeren in België, dat ik samen met Arjen Leerkes heb gedaan. Merkwaardige opmerking omdat de studie van Hooghe nauwelijks ingaat op de betrokkenheid van allochtonen bij de criminaliteit, zoals de titel al laat vermoeden. Merkwaardige conclusies Het probleem is dat België weinig bruikbare gegevens heeft om goed onderzoek te doen naar criminaliteit van allochtonen. Zo zijn er nog steeds alleen maar gegevens beschikbaar over de nationaliteit van verschillende groepen. In Nederland daarentegen, waar ik al meer dan vijftien jaar onderzoek doe, hebben wij goed zicht op de betrokkenheid van verschillende etnische groepen bij de criminaliteit en kunnen wij zelfs een onderscheid maken tussen eerste- en tweede-generatiemigranten, wat bij bepaalde groepen van groot belang is. Zo weten we bijvoorbeeld dat criminaliteit onder de Marokkaanse groep vooral een probleem is van de tweede generatie en dat het vooral gaat om jongens in de leeftijdscategorie van pakweg 15 tot 23 jaar. Na de leeftijd van 23 jaar neemt de criminaliteit in die groep spectaculair af, wat onder meer te maken heeft met de gezinsvorming op dat moment. Een ander probleem met de analyses van Hooghe is dat zij uitsluitend gebaseerd zijn op geaggregeerde gemeentelijke gegevens, en niet op gegevens op individueel niveau, zoals die door Nederlandse onderzoekers wel worden verzameld. Simpel gesteld, weten wij op basis van onze analyses wie in stad A als verdachte staat geregistreerd, Hooghe en zijn collegae weten enkel dat er in stad A. een x aantal delicten is gepleegd, maar wie daarvoor verantwoordelijk zijn daar kunnen ze alleen maar naar gissen. De auteurs geven in hun onderzoek zelf aan dat de door hen gehanteerde methodiek niet geschikt is om uitspraken te doen op individueel niveau. Vervolgens, en dat is merkwaardig, doen zij dat wel degelijk: een werkloze is vaker crimineel dan een niet-werkloze. En criminaliteit heeft volgens Hooghe niet zozeer te maken met allochtoon-zijn, maar met werkloos-zijn. In hun analyse lijkt het aandeel jongeren in de verschillende gemeenten waar zij onderzoek hebben gedaan geen invloed te hebben op de criminaliteit. Hun redenering volgend zou dat betekenen dat leeftijd er niet toe doet bij het verklaren van criminaliteit. Maar is dat zo? Natuurlijk niet. Sinds jaar en dag is bekend en onomstreden dat leeftijd een belangrijke criminogene factor is. In dezelfde tabel staat dat het aandeel niet-Belgen slechts een zeer beperkt effect heeft op de criminaliteit binnen de onderzochte gemeenten. Maar is daarmee gezegd dat nationaliteit er niet toe doet bij het verklaren van criminaliteit? Wederom is dit niet het geval. Om uitspraken te doen zoals Hooghe en zijn collegae dat doen, zijn gegevens op individueel niveau absoluut noodzakelijk. Daar beschikken de auteurs niet over, dus is het niet overdreven te beweren dat hun conclusies uiterst discutabel zijn. Meer gegevens In Nederland kwamen we in het verleden ook tot dergelijke conclusies omdat we toen ook alleen maar konden beschikken over geaggregeerde gegevens. Nu we over gegevens beschikken op individueel niveau weten we wel beter. Ondertussen zijn er boekenkasten vol geschreven waarin onderzoekers steeds weer tot dezelfde conclusie komen. Zo weten we dat van verschillende allochtone herkomstgroepen, zowel de minderjarigen als de volwassenen, een grotere kans hebben om verdacht te worden van een misdrijf dan autochtonen. Als we daar een aantal sociaal-economische achtergrondkenmerken (zoals inkomen van de ouders, al dan niet werk hebben, schoolprestaties) aan toevoegen, dan wordt de samenhang tussen etnische achtergrond en de kans op het verdacht zijn van een misdrijf kleiner. De kans om verdacht te worden is echter nog steeds aanzienlijk groter voor de vier grote ‘klassieke' niet-westerse allochtone herkomstgroepen (Antillianen, Surinamers, Marokkanen en Turken). Daarbij valt vooral de hoge criminaliteit op van de tweede generatie Marokkaanse jongens en de eerste generatie Antillianen (zie publicaties van het Sociaal Cultureel Planbureau, Jaarrapporten Integratie, 2007, 2008, 2009; de publicaties van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum). Ook wij komen al sinds jaar en dag in de verschillende onderzoeken die wij doen tot dezelfde conclusie. De kip of het ei Een ander aspect dat vragen oproept in de studie van Hooghe is de door hem veronderstelde verbanden die hij op basis van zijn studie niet kan bewijzen. Zo beweert hij met veel aplomb dat hoe meer werklozen er in een gemeente zijn hoe meer criminaliteit er in die gemeente is. Wat hier oorzaak en gevolg zijn, kan hij op basis van zijn analyse niet aangeven omdat ook hiervoor gegevens op individueel niveau noodzakelijk zijn. Om erachter te komen of werkloosheid criminaliteit veroorzaakt zou je een cohorte jongeren moeten kunnen volgen door de tijd om na te gaan of hun werkloosheid al dan niet tot crimineel gedrag heeft geleid. Zolang je dat niet gedaan hebt kan je hierover geen enkele uitspraak doen. De relatie tussen werkloosheid en criminaliteit is inderdaad altijd problematisch geweest omdat lastig uit te zoeken valt wat precies wat heeft veroorzaakt. Divers onderzoek toont echter wel aan dat jongeren, voordat ze überhaupt aan een actieve loopbaan beginnen, in contact zijn gekomen met de politie (want de meesten beginnen op heel jonge leeftijd hun eerste passen op het criminele pad te zetten). En de vraag is of zij daarna nog gemakkelijk aan een baan kunnen komen. In die zin is het net zo goed denkbaar dat criminaliteit werkloosheid veroorzaakt en niet andersom of dat er een gemeenschappelijk kenmerk is dat van invloed is op beide. Hooghe en zijn collegae komen op basis van een veel te grove analyse tot vérgaande uitspraken die, toeval of niet, hen blijkbaar welgevallig zijn. Dit versterkt het vermoeden dat hun conclusies, zoals zij die in de media hebben geventileerd, eerder ingegeven zijn door ideologische overwegingen dan door empirisch bewijs. Het blijft jammer dat tien jaar na het verschijnen van de studie van Arjen Leerkes en mij het debat in België, zelfs onder wetenschappers, nog steeds niet gevoerd wordt op basis van feiten maar op basis van ideologie. De opiniebijdrage van Jan Blommaert, gisteren in deze krant, is daar weer een mooi voorbeeld van. In het bewuste artikel wordt namelijk geen enkel empirisch feit aangedragen maar wordt alleen gescholden op onderzoekers die resultaten presenteren die wereldverbeteraars zoals Jan Blommaert onwelgevallig zijn. En daarmee is het failliet van het debat in België nog maar eens onderstreept. MARION VAN SAN Wie? Hoogleraar jeugd en educatie aan de Universiteit Utrecht en hoofdonderzoeker aan het RISBO (Erasmus Universiteit Rotterdam). Wat? De conclusies van Hooghe & co zijn eerder ingegeven door ideologische overwegingen dan door empirisch bewijs. Waarom? Op basis van het materiaal waarover zij beschikken, kunnen ze zulke vérgaande uitspraken niet hard maken. Bron : De Standaard - 8/12/2010 |